Whaaaaa, ik ben een geeeest
Ik geestschrijf. Voor Directrice D., Chocolademaker T, Delinquent U. en Wethouder M. Voor hen schrijf ik columns, inleidingen, voorwoorden en speeches. Nu ben ik in de weer met Dokter M., voor zijn boek. Ik kruip in zijn huid, verbeeld de spreekkamer, sjees mee in de ambulance, voel zijn boosheid, verdriet en onmetelijke betrokkenheid bij zijn patiënten. Terwijl ik schrijf, fluistert hij in mijn oor. Zo geestschrijven andere Redactieprofs en ik voor velen die echt wel iets beters te doen hebben…
Interviewen is het mooiste wat er is, vind ik. Je mag vragen stellen, doorvragen en soms ook net over het lijntje gaan. Vaak is het interview bedoeld voor een groter artikel, zijn de citaten vervlochten met die van anderen en heeft de opdrachtgever een specifiek doel. Dat komt dan wel in de uitwerking, maar tijdens het interview mag ik vragen wat ik wil, een groot deel van de antwoorden blijft tussen mij en de geïnterviewde
Bij ghostwriting graaf en vraag ik verder en dieper. Maar soms gebeurt er nauwelijks iets. Dat laatste is het geval bij de mensen voor wie ik het vaker doe: schrijven uit naam van. Zo belt Directrice D. me vaak gehaast vanuit de auto. Of ik een speech, blog of inleiding wil schijven. Ze strooit met wat onderwerpen, bedoelingen en anekdotes en sluit af met: “Einde van de week?!” Omdat ik haar ken, weet ik waarvoor ze staat, ken ik haar taalgebruik en kan ik haar zakelijke gemoed ‘lezen’. Met een paar steekwoorden van deze dame kan ik ‘haar’ speech op papier zetten.
Ghostwriten van een boek
Dat is anders bij het ghostwriten van een boek, zeker als het om taaie materie gaat. Voordat ik überhaupt aan zo’n avontuur begin, wil ik eerst kennismaken om te voelen, horen en misschien ook wel ruiken of het ik het kan. Of we het samen kunnen. Want als er geen vonk is, geen wederzijds vertrouwen, dan blijft de geest in de fles.
Bij het geestschrijven, zeker bij een boek, zet ik mijn opnameapparaat aan. Dat dient meerdere doelen: ik leer de zinsconstructies en het vocabulaire kennen. Bovendien kan ik vrijuit praten, uitweiden en vragen stellen; ik mis niets. En juist in dat ‘niets’ verschuilt zich de geest. Een stilte zegt heel veel en juist die stiltes komen níet in mijn notitieboekje.
Een ander voordeel is dat ik niet hoef te schrijven. Toch noteer ik. Het helpt me bij het uitwerken structuur te (her)vinden. Bij Dokter M. blijkt het ook een middel om me niet te veel te laten meeslepen door aangrijpende verhalen. Die truc leerde ik tijdens een ghost-opdracht: ik interviewde hiervoor een zwanger meisje dat in gevangenschap het kind van haar stiefvader verwachtte. Je wilt en moet door, ook als het pijn doet. Dus om het interview niet te vertroebelen, maak ik aantekeningen en blijven tranen achter mijn ogen.
Als een acteur die zich voorbereidt op zijn rol
En dan komt het uitwerken van de aantekeningen én de ‘band’. Voor mij is dat altijd een moment met grote M. Ik vermoed dat dat te vergelijken is met een acteur die zich voorbereidt op zijn rol en spel. Ik moet echt die ander kunnen worden om zijn woorden gestructureerd, in zijn taal, met zijn emoties te kunnen opschrijven en dat kost me oprecht veel energie. Omdat ik denk te voelen wat er aan de overkant gevoeld werd, omdat ik het verhaal soms fysiek beleef en de emoties als de mijne ervaar. En zo typ ik soms met tranen in mijn ogen, bijvoorbeeld het slotakkoord van een palliatief traject van Dokter M. De geest gaat dan direct weer in de fles als een van mijn lieftallige huisgenoten niets vermoedend binnenkomt met een triviale vraag over waar iets ligt.
Dit is mijn kijk in de keuken van schrijven uit naam voor een ander. Hieronder waardevolle tips van Redactieprofs over ghostwriting.
Marleen is deeltijd-ghost, ze verwoordt letterlijke zinsnedes of typische manieren van verwoorden in de tekst. “Maar dan wel bondiger, want spreektaal is geen schrijftaal; we praten veel rommeliger dan we in de gaten hebben. Zonder context is daar nauwelijks een touw aan vast te knopen. Daarom zorg ik er altijd voor dat de belangrijkste boodschap overkomt, ik maak daarin keuzes voor de afzender.”
Tip van Marleen: “Pak een paar mooie zinnen/citaten uit het gesprek en bouw daar het verhaal omheen. Nog een tip: neem iets persoonlijks uit zijn/haar leven/ervaring als vertrekpunt. Dit is een bekend en beproefd storytelling-principe.”
Jeroen schrijft blogs uit naam van wetenschappers, vaak mensen die heel veel weten over een specifiek onderwerp. Soms is het voor Jeroen en zijn afzender zoeken naar voorbeelden en anekdotes die het verhaal tot leven brengen, maar heel vaak ook niet, omdat wetenschappers gewend zijn om te vertellen over hun werk.
Jeroens tip: “Leg als ghost niet te veel van jezelf in het verhaal en de taal van de ander. Qua vocabulaire blijf ik zo dicht mogelijk bij hoe iemand praat. De één praat heel informeel (“Oké, maar stel nu dat…”). Die formulering neem ik over, want het is haar of zijn verhaal en het leest ook nog eens alsof je met iemand in gesprek bent. Maar ook een wat omslachtige uitspraak als: “Dat is niet mijn waarneming”, laat ik terugkomen. Iemand krijgt kleur door de taal die hij of zij gebruikt.”
Ook Sasja blijft dicht op de huid van de ‘auteur’. Zeker als ze echt uit zijn of haar naam schrijft. “Ga wat langer met elkaar in gesprek en vang zo het taalgebruik van die persoon. Bij de voorwoorden probeer ik er echt een soort column van te maken met een pakkende kop en inhoud.”
Jos werkt bij ghostwriting niet echt anders dan wanneer hij voor zichzelf schrijft. “Als de tekst op basis van een interview tot stand komt, let ik wel extra op of mijn gesprekspartner karakteristieke woorden of frasen gebruikt.”
Tom neemt altijd de boodschap over, maar de taal die hij de afzender laat spreken, past hij aan de doelgroep aan. “Ik schreef uit naam van een fysiotherapeut een e-boek over fit blijven. Mijn taak als ghost was zijn verhaal, vanuit zijn eigen perspectief te schrijven, maar dan begrijpelijk voor (potentiële) klanten. Zijn vakjargon heb ik vermeden, ik heb zijn ‘taal’ juist versimpeld.”
Toch kun je met speldenprikjes de afzender erin laten doorschemeren, zo tipt Cindy: “Kenmerkende woorden als ’tof’ of ‘cruciaal’ geven meteen aan wat voor stijl iemand heeft. Die neem ik dus over. Ik zorg er wel voor dat een tekst niet té tof of té zakelijk wordt. Het eindresultaat moet lekker leesbaar zijn zonder uit de bocht te schieten.”
Theanne moest een keer als spookschrijver oude artikelen eigentijdser maken voor een te publiceren boek. “Dat deed ik naar eer en geweten, want ik vond het ook eigenlijk maar niks wat de man geschreven had, maar toen kreeg ik een mail: “Ik moet echt even met je praten”. Ik schrok me dood, want ik had vast zijn hele werk vernaggeld. Maar het tegendeel bleek waar: ik bleek nog veel te voorzichtig te zijn geweest, het moest nog rigoureuzer. En toen kon ik los gaan en werd het een boek waar we allebei zeer tevreden over zijn.”
Nog een kleine uitsmijter, zeker als je telefonisch aan de informatie komt voor het stuk waarvan je de ghostwriter bent. Jeroen schreef namens iemand een verhaal over wijkplannen. “In het verhaal voerde ik de afzender al wandelend door de wijk op. Ik kreeg als reactie terug: “Goed verhaal. Klein puntje: ik rij al 30 jaar in een rolstoel.””
[…] tekst. Zeker als ik de ghostwriter ben en uit naam van iemand anders een column op speech schrijf. (Lees hier meer over ghostwriting.) Uiteraard hangt de stijl ook af van de organisatie en van de doelgroep tot wie de tekst gericht […]