…maar jij bent de keizer
5 tips voor een goede column
Als tekstschrijver sta ik nogal eens in de ‘u vraagt, wij draaien’-stand. Ik schrijf wat de klant wil, met als gevolg dat ik te weinig tijd neem of overhoud om te schrijven wat ìk wil. Een column bijvoorbeeld. Plan een ochtendje vrij en schrijf er ook eens een!
De klant is koning, maar jij bent de keizer!” Dit advies van de directeur van een communicatiebureau herinner ik mij nog graag en vaak. Af en toe die klant op de stoep laten staan en tijd besteden aan vrij werk is een luxe die je jezelf moet gunnen. Een column is zo’n vrije vorm. Erg leuk om te doen want je kunt er zo lekker je mening in kwijt. We hebben in dit land namelijk nooit genoeg meningen, vind je ook niet? Nou, dat hebben we wel, maar een goed geformuleerde, tegendraadse, tot nadenken stemmende mening is op z’n tijd een genot. Vind ik. Maar dat is mijn mening.
Nu verkeer ik in de luxe positie dat ik een maandelijkse column heb in een krant. Erg fijn. Dat dwingt mij om elke maand een ochtend uit te trekken voor het tikken van zeshonderd woorden die helemaal uit mijzelf komen. Maar ook als je die stok achter de deur niet hebt, kan het echt leuk en ook leerzaam zijn om eens een column te schrijven. Ik geef je vijf tips waarmee je gegarandeerd een paar uur plezier hebt.
1. Neem als onderwerp iets wat je echt raakt. Alleen dan kun je lekker vanuit jezelf schrijven. Dan komt het uit je hart en uit je tenen en komt het ook binnen bij de lezer. Dus: wat maakt je boos, verdrietig, of waar ben je helemaal weg van? Grijp het in z’n nekvel. Overigens vind ik het een misverstand dat een column een ongezouten mening moet bevatten. Ik hou zelf erg van genuanceerd, sterker nog, ik beschouw het als mijn plicht en ik verbeeld mij dat het me daarmee toch lukt om elke maand een aardige column af te leveren.
2. Bedenk welk punt je wilt maken. Dat mag maar één punt zijn. Daar werk je in je stuk naartoe. Het focussen op dat ene punt voorkomt dat je woorden verspilt aan zijpaadjes. Bij mij komt het nog weleens voor dat ik tijdens het schrijven van punt verander. Dan ontdek ik dat ik iets waarvan ik dacht dat het bijzaak was, toch zo belangrijk vind dat ik er het hoofdpunt van maak.
3. Schrijf mooi! Maak mooie zinnen, wissel kort en lang af en gebruik beeldende taal. Geen abstracte termen of overbodige werkwoordbergen. Geen obligate zinnetjes of uitgesleten woorden. Lekker je eigen woordkeus hanteren, het is jouw feestje, jouw taal. Door je te beperken tot die vijf- zeshonderd woorden, laat je het wel uit je hoofd om overbodige woorden op te schrijven. En daar wordt het vaak alleen maar mooier van.
4. De eerste zin en de laatste, daar gaat het om. De insmijter en de uitsmijter. Het kan gebeuren dat de eerste zin meteen het punt aangeeft dat je wil maken. Als dat een ongehoord origineel punt is, heb je meteen de aandacht. Je kunt ook met je beginzin intrigeren door aan te sluiten bij de actualiteit, of bij een heersend gevoel. Dan krijg je je lezer ook mee, zoals ik hierboven heb geprobeerd te doen. Als je laatste zin teruggrijpt op je eerste alinea ben je wat mij betreft de bom, omdat een ronde column het lekkerst is.
5. Geef je lezer een lekkere kluif. Stuur ‘m het bos in met een opdracht in plaats van met een kluit in het riet. Laat hem aan het eind denken: ‘Verrek, die meid heeft gelijk, zo had ik het nog niet bekeken, werk aan de winkel!’ Als je zo’n uitsmijter weet te bedenken, is dat de bekroning op je werk.
Zin in een column? Aan de slag dan. Wees voor een paar uurtjes de keizer en zeg ff dag tegen de koning!